De plaats van de goden in het dagelijks leven

 

In het dagelijks leven van de mens stonden de goden op een erg hoge plaats. Als je ’s ochtends opstond dan gaf je de goden een offer. De goden die je dan een offer gaf, waren de penaten. De penaten zijn de huisgoden. Sommige mensen hadden beelden van de goden in huis. Vooral rijke mensen. Als je niet zo rijk was dan ging je naar de tempel om de god of godin te aanbidden en om hem of haar te offeren. In de tempel was meestal een beeld van de god of godin en een altaar.

Offeren:

In de Griekse godsdienst stond het offeren centraal. Er ging geen dag voorbij of er werd wel geofferd. Als er oorlog was, dan offerde je aan een oorlogsgod en als je ging trouwen dan bracht je aan Hera een offer. Bij het openbare offeren werden meestal tamme schapen, geiten, varkens en pluimvee geofferd. Bij een openbare offerande ging het er zo toe:

Het offerdier werd, begeleid met muziek, naar het altaar gebracht. Het dier was versierd met linten. Voorop liep een man of een vrouw met een mand waarin gerstekorrels zaten. Onder in de mand onder de gerstekorrels lag het offermes, daarmee werd het dier gedood en geofferd. Ook hadden ze een waterkruik en een wierookbrander bij zich. De mensen vormden om het altaar een kring. De handen van de deelnemers werden gewassen met het  water uit de offerkruik. Ook het dier werd besprenkeld met water. Als het dier daarbij met zijn kop schudde dan werd het opgevat als een teken van bereidheid om geofferd te worden. Daarna nam de priester het offermes uit de mand en sneed enkele haren van de kop van het dier af. Die haren gooide hij samen met gerstekorrels in het vuur op het altaar. De priester sneed de keel van het dier door terwijl de aanwezige vrouwen een rituele kreet (ololuge) slaakten.  De kop van het dier wordt omhoog gehouden, zodat het bloed opspoot en over het altaar en in een kom vloeide. Het bloed werd vervolgens over de bovenkant en de zijkanten van het altaar gegoten.

Daarna werd het dier geslacht. Eerst werd het hart verwijderd en geroosterd. Daarna de andere ingewanden. De ingewanden werden gegeten door de mensen die het dichts bij het altaar stonden. Als dat gebeurd was dan werd het dier in stukken gesneden en gevild. De schenkelstukken werden verwijderd, met vet bedekt, met wierook besprenkeld en op het altaar verbrand voor de god of godin. Over het offer werd wijn gegooid door de priester. Daardoor vlamde het vuur op. Wanneer de vlammen weer normaal waren werd het overige vlees in ketels gekookt en gegeten. Het gezamenlijk eten van het gekookte vlees was een belangrijk onderdeel van het ritueel.

 

Bijgeloof:

ergs De Grieken waren erg bijgelovig. Ze dachten, dat als de kippen hun voedsel niet aten, dat er dan iets zou gebeuren. Ook bij het offer was dat zo. Hierboven heb je kunnen lezen dat het offerdier zijn hoofd schudde als teken dat het geofferd wou worden. In het echt schudt het beest zijn hoofd, omdat het een reflex is. Ook geloofden de Grieken in zieners. Zij konden de ingewanden van een dier lezen en vertellen of er iets ergs zou gebeuren of niet.

Ook geloofden de Grieken erg in voortekens. Als het onweerde dachten ze dat Zeus boos was en met de bliksems gooide. Ook geloofden ze in de voorspellingen van Apollo. Een priesteres gaf die voorspellingen van Apollo door aan de mensen die daar om vroegen. De priesteres (dacht)  dat ze de woorden van Apollo in haar hoofd ‘kreeg’. De Grieken waren dus er bijgelovig.